John Fogerty gaat de Drentse hei op: ‘Kleine kinderen worden groot’

John Fogerty gaat de Drentse hei op: ‘Kleine kinderen worden groot’

Door Harry de Jong

John Fogerty is vrijdagavond 9 juni de uitsmijter van de zesde editie van het Holland International Blues Festival in de grootste feesttent van Europa achter het dorpshuis van Grolloo op de Drentse hei.  Hij neemt zijn zonen Shane en Tyler mee, die onder de naam Hearty Har hun eigen band hebben en  vrijdagmiddag de aftrap van het festival geven.

Toen ik Fogerty in 2004 opzocht in Los Angeles, waren Shane en Tyler respectievelijk 13 en 12 jaar oud. Hun zus Kelsy was toen 3 en de oudste was op dat moment dochter Lindsay. Zij was 20. Bij onze ontmoeting speelde Fogerty met verve de rol van brave huisvader. Shane en Tyler had hij net bij school afgeleverd,  Kelsy zat bij pa op schoot.

Maar muziek maken en kinderen opvoeden kunnen best hand in hand gaan, grinnikte hij. “Laatst deed mijn vrouw Kelsy in bad en ik zat erbij op mijn gitaar te tokkelen. Plotseling realiseerde ik me dat ik bezig was met een liedje dat de perfecte soundtrack was voor dat kleine familietafereel. Uiteindelijk is er het nummer I Will Walk With You uitgekomen, goed genoeg voor mijn nieuwe plaat.’’ (Fogerty doelde daarmee op het album  Deja Vu All Over Again, dat in 2004  uitkwam.)

Fogerty was bij onze ontmoeting in een filosofische bui. “Als kind heb ik ooit met mezelf de afspraak gemaakt dat wanneer ik volwassen zou zijn, ik goed zou worden in alles wat ik aan ging pakken. Maar helaas heb ik die belofte nog steeds niet waargemaakt. Erg frustrerend als je dat moet constateren op je 59-ste.”

“Is er dan wat misgegaan in je leven?” wilde ik weten.

Fogerty:  “Oh ja, zoveel. Ik zou niet eens weten waar ik moet beginnen. Het feit dat ik enorm ben genaaid door managers en advocaten toen ik jong was, is misschien wel de meest zure levensles voor mij geweest. Al dat getouwtrek om de rechten van mijn liedjes. Dat heeft me een tijdlang zo dwars gezeten dat ik het oude Creedence materiaal absoluut niet meer wilde spelen. Een jaar of tien geleden bezocht ik het graf van blueszanger Robert Johnson in Mississippi. Het was een hete zomerdag in juli en ik was daar helemaal in mijn eentje. Op een gegeven moment zei ik hardop tegen mijzelf: ‘Wie is eigenlijk de eigenaar van zijn liedjes?’ En ik gaf mezelf heel sarcastisch als antwoord: ‘Waarschijnlijk een of andere corrupte advocaat in New York City.’ Maar meteen daarop schudde ik mijn hoofd en zei: ‘nee, een gladde advocaat kan wel de rechten hebben ingepikt, maar in wezen blijven het toch de liedjes van Robert zelf.’ Op dat moment besefte ik dat voor mij precies hetzelfde gold. En ik ging verder met mijn eenmansgesprekje. Ik zei: ‘John Fogerty, jouw liedjes zijn jouw liedjes, hoe je het ook bekijkt. Al dat geouwehoer over rechten is ondergeschikt. Je moet ze dus weer gaan zingen. En sindsdien heb ik al mijn oude songs weer op mijn repertoire staan.”

Fogerty keek nadenkend langs me heen. “Een bizar plaatje, dat geef ik toe. Een man die bij het graf van Robert Johnson helemaal in zijn eentje een luide discussie met zichzelf voert. Maar ik stond op een belangrijk kruispunt in mijn leven en heb godzijdank de juiste afslag genomen.’’

(Het hele verhaal is te lezen in mijn boek De Duivel Ligt Altijd Op De Loer, dat momenteel tegen een speciale actieprijs is te krijgen bij de boekhandel of via Bol.com )